Doorgaan naar artikel
Recensie: Blackmail
Daniël Steneker
Daniël Steneker
Profiel

Conclusie

Kunst wordt kitsch en concerteren wordt camp in Blackmail. Het levert een guitige ode op aan thrillers van Hitchcock en Da Palma, die niet zozeer spannend en ook bar weinig met klassieke muziek te maken heeft, maar door zijn misplaatsheid juist slimmer is dan hij lijkt.

Enkele jaren geleden liep ik stage bij een internationaal pianistenconcours en maakte ik kennis met de schemerwereld achter de klassieke muziek. Het is een raar landschap met enerzijds verwoede puristen die vanuit hun Transsylvaanse ivoren torens furieuze brieven sturen bij iedere foute noot in de obscuurste werken van Liszt, anderszijds pafferige bankenbobo’s die in de pauzes van congressen worden gefêteerd met een moppie Moessorgski bij de luxueuze borrel en ik, die – al dan niet in Zeeuwsmeisjekostuum – hiertussen moest schipperen. In de concertzaal zelf loopt het echter nog veel meer uit de hand, zo bewijst Eugenio Mira in Blackmail. De oorspronkelijke titel is overigens Grand Piano, maar de Nederlandse distributeur wilde het publiek niet de indruk geven dat dit een film over klassieke muziek is. Het resultaat is dan ook geen inzicht in de vreemde wereld van klassieke muziek, maar des te meer in een heel vermakelijk staaltje concertzaalcamp – en daardoor misschien júist weer wel een inzicht in die vreemde wereld. Ik zal er te veel achter zoeken, maar dat laat onverlet dat Blackmail hilarisch is.

De klassiekemuziekwereld barst van het oud geld en wil dat graag voor het gepeupel verbergen. Daarom deed componist Patrick Godureaux (Jack Taylor) er goed aan om voor zijn dood de sleutel van de familiekluis goed te verbergen: tot op de dag van vandaag weet niemand waar. Een jaar na zijn dood keert zijn belangrijkste leerling, pianovirtuoos Tom Selznick (Elijah Wood), samen met Godureaux’ eigen concertvleugel, terug op het podium na een pauze van vijf jaren, afgesloten met een dramatische uitvoering van Godureaux’ klapstuk Le Cinquette.  Selznick lijdt aan een hevige plankenkoorts en ook de orkestleden lijken hun vertrouwen te zijn verloren. Als hij dan het podium betreedt, treft hij in zijn bladmuziek (hoogst ongebruikelijk bij pianoconcerten, en zo ja, dan is er doorgaans een omslaander aanwezig) de notitie aan dat hij onder schot staat en elke fout hem zijn leven zal kosten. In een passage zonder pianospel wordt hem gemaand naar de kleedkamer te gaan, waar hij een oortje vindt. Tijdens de rest van de uitvoering staat Tom oor in oor in contact met zijn bedreiger Celm (John Cusack), die ook zijn vriendin Elle (Kerry Bishé) onder schot heeft. Dan dwingt Celm Tom om La Cinquette te spelen. Is er wellicht iets speciaals aan deze concertvleugel?

Blackmail is natuurlijk niet de eerste concertante thriller en knipoogt dan ook flink naar Hitchcocks The Man Who Knew Too Much (1934, maar in het bijzonder zijn eigen remake uit 1956), inclusief slotarea van de vrouwelijke hoofdrolspeler en een gelijksoortig einde voor de slechterik. Dat iemand tegenwoordig nog met een dergelijk vijftigerjarenplot kan weg komen pleit al voor de regisseur. Daarnaast gebruikt Eugenio Mira, als het Tom even te dol wordt, technieken die rechtstreeks ontleend zijn aan de thrillers van Brian da Palma, zoals kaleiscopisch camerawerk en splitscreen. De muziek van Victor Reyes (toegeschreven aan fictieve componisten als Yeranosian) is een pastiche van laatklassieke pianoconcerten in de stijl van bijvoorbeeld Prokofjev en Rachmaninov en reageert heerlijk bombastisch op de actie.

Mira is zelf componist en heeft waarschijnlijk donders goed door dat dit wel een heel filmische variant van de meesterpianistenpraktijk is, maar juist doordat hij deze regels overboort gooit en vervangt door retrothrillerregels wordt Blackmail een curiosum en zelfs een statement: pulp te midden van de zogenaamde culturele elite. De dirigent (Don McManus) drukt het Tom nog eens op het hart: het publiek hoort die verkeerde noot toch niet.