Doorgaan naar artikel
The Wolf of Wall Street
Pim van den Berg
Pim van den Berg
Profiel

Conclusie

In drie uur weet Scorsese ons vooral te tonen wat heel veel geld met slechte mensen kan doen, maar maatschappijkritiek moet vooral wijken voor een uitgebreide weergave van drugsmisbruik. The Wolf of Wall Street is zowel indrukwekkend als uitputtend en oppervlakkig. Als kritiek op corrupt kapitalisme deed Arbitrage het vorig jaar beter.

Martin Scorceses The Wolf of Wall Street is een luidruchtige satire die net zo hectisch en uitputtend is als de financiële wereld die het op de hak neemt.

In The Wolf of Wall Street wordt breeduit uitgestippeld hoe de doortrapte beurshandelaar Jordan Belfort (Leonardo DiCaprio) op of nabij Wall Street miljoenen bij elkaar harkte en ze weer kwijtraakte. De film is gebaseerd op de memoires van Jordan Belfort zelf, die aanvankelijk veel geld binnenhaalde door waardeloze aandelen aan nietsvermoedende stumperds te verkopen, voordat hij zich aan rijkere slachtoffers waagde en zelf uiteindelijk een respectabele speler werd in de hegemonie van Wall Street. Ondertussen slikten, snoven en neukten Belfort en zijn werknemers/vrienden alles wat zij op hun pad tegenkwamen. Al doet de titel anders vermoeden: The Wolf of Wall Street lijkt voornamelijk een verkenningstocht te zijn van de waanzinnige, verwoestende levensstijl die Belfort en co. zich kunnen veroorloven door hun louche beurspraktijken.

Met dwergwerpen op het kantoor is de toon gezet. De enorme omzetten van Belforts bedrijf Stratton Oakmont worden op beestachtige wijze gevierd. Naarmate de film vordert verschuift de aandacht steeds verder van het hoe en het waarom van het corrupte beurswezen dat Stratton Oakmont beoefent, naar de overdadige resultaten ervan: feesten, drugs en hoeren. In het centrum van de overvloed staat DiCaprio als Belfort, een explosieve, ijdele man met onverzadigbare behoeftes. DiCaprio speelt dezelfde dynamische en onvoorspelbare persoon als in Django Unchained of The Great Gatsby, maar nog uitbundiger, nog maniakaler. Wederom speelt hij een indrukwekkende rol, maar deze begint routineus te ogen – vermoeiend zelfs. Zijn personage toont de gehele film geen enkele ontwikkeling of diepgang. Hoewel hij als voorbeeld dient voor de rotte appel van de zakenwereld, is Jordan Belfort teveel een karikatuur om geloofwaardig te blijven.

Verfrissender en innemender zijn Jonah Hill als beste vriend en zakenpartner van Belfort, Donnie Azoff, Rob Reiner als Belforts vader en de korte rol van Matthew McConaughey als Belforts doorgesnoven zakenmentor uit de jaren ’80 (die de manische zakenman beter neerzet dan DiCaprio zelf). Hills eigenaardige voorkomen, met dikke bril en parelwitte tanden, wekken een ongemak op die zijn geslepen personage laten doorschemeren, meer dan de hoofdpersoon. De grootste vrouwelijke rol is die van Belforts minnares en tweede vrouw, Naomi Lapaglia (Margot Robbie). Net als de meeste andere vrouwen in de film is ze een beeldschone blondine die, ondanks haar sterke acteerwerk, niet veel meer mag zijn dan de ontvanger van Belforts centen en de moeder die wrok koestert tegen een overspelige, destructieve vader. Wall Street is een mannenwereld: een waarin alle mannen in een constante herhaling van hedonisme zichzelf de afgrond in helpen tot het vermoeiend wordt.

Het is zonde dat Scorsese in een film van drie uur niet meer tijd neemt om de personages uit te diepen. Vrijwel alle details verdrinken in het kabaal en het hoge tempo. De film wordt verteld door Belfort, die soms zelfs rechtstreeks de camera toespreekt om de gebeurtenissen om zich heen te verklaren. Gecombineerd met Scorsese’s vlugge, maar duidelijke shots en Robbie Robertsons typische, opdringerige en onophoudelijke soundtrack krijgt de film het gevoel van een langgerekte openingsmontage. De soundtrack is zelfs zo schreeuwerig, dat de film soms een langgerekte muziekvideo lijkt. Soms vertonen zich ook onhandigheden in de montage, wanneer een personage dat in het ene shot nog aan het woord is, daarna zijn mond houdt, of zich plots op een andere plek in de ruimte bevindt.

De drie uur voelen niet optimaal benut: verkoopsuccessen lopen over in feesten, die leiden tot drugsmisbruik, tot de zon opkomt en de routine zich weer herhaalt. Op een gegeven moment is de antipathie van de cast wel voldoende vertoond (zoals in een onnodige scène waarin een butler over een balkon wordt gebungeld). De film is toepasselijk uitputtend, net als het hectische bestaan van deze beurshandelaren. Scorsese maakt de zit iets draaglijker met een hoop humor, met name een scène van een hele slechte trip van een stuiptrekkende DiCaprio en Hill die bijna stikt in een asperge. Wat dit echter aan de kern van de film bijdraagt, is een raadsel.

Wat ís de kern van de film, is dan de vraag. Dat hebzucht en teveel geld slecht zijn, is een gegeven. Maar nergens richt de film zich op de slachtoffers van de oplichterij van Stratton Oakmont. De film distantieert zich teveel van het probleem van de financiële wereld en toont teveel van het resultaat: de waanzinnige rijkdom. Belfort is een slecht voorbeeld van kwaad in de wereld, daarvoor zijn zijn persoonlijke tekortkomingen teveel uitvergroot. Er zullen vast wel zulke doortrapte, drugsverslaafde en superrijke maniakken als Belfort rondlopen, maar niemand die het van de film zal aannemen. Belforts personage is zó overdadig, dat het lijkt alsof zijn problemen voornamelijk komen door zijn destructieve levensstijl, niet de uitwassen van zijn illegale beurspraktijken. De rest wordt verdrukt door het geschreeuw.