Doorgaan naar artikel
Recensie: Borgman
Daniël Steneker
Daniël Steneker
Profiel

Conclusie

Borgman is allesbehalve rechtlijnig: de symboliek (Borgman die als demon op de borst van een slapende Marina gaat zitten, een terugkerend hondenmotief) is enigmatisch, de dialoog is eerder een impressie dan een voortstuwing van het narratief en er wordt gespeeld met diëgetische werkelijkheid en droom. Toch is de film geen tabula rasa waarop iedereen zijn eigen betekenis kan projecteren. Wat centraal lijkt te staan is de constante dreiging van de Ander, die niet alleen in de boze buitenwereld voorkomt maar ook sluimert in je naasten en in jezelf. Borgman is een merkwaardige, onveilige en diabolische film en een nieuw, gitzwart hoogtepunt in het oeuvre van van Warmerdam.

De nieuwste film van ’s lands eigenzinnigste filmmaker Alex van Warmerdam is vervreemdend, duivels en uniek – zowel binnen zijn eigen oeuvre als binnen de huidige arthousecinema.

 Toegegeven, op het eerste gezicht lijkt het plot niet bijster origineel: na Matterhorn en De Ontmaagding van Eva van End is Borgman de derde Nederlandse film dit jaar waarin een vreemdeling een kleine gemeenschap (respectievelijk een gezin en een dorpje) ontwricht. Maar qua toon is er haast geen groter contrast denkbaar: waar de eerste twee films menslievende tragikomedies zijn waar de gemeenschap uiteindelijk hechter is geworden, is Borgman een duistere parabel over burgerlijke angst en vervreemding.

Op een dag staat een zwerver (Jan Bijvoet) voor het huis van de familie van Schendel, een witte villa annex bunker die een curieuze kruising vormt tussen yuppenarchitectuur en Sovjetconstructivisme. De man vraagt om een bad, maar huisvader Richard (Jeroen Perceval) weigert hem de toegang. Als de zwerver vertelt dat hij eens verpleegd is door zijn vrouw Marina, die dit echter ontkent, wordt Richard agressief en gaat hij hem flink te lijf in de voortuin. Marina (Hadewych Minis) maant Richard binnenshuis tot rust en wil de vreemdeling verplegen, maar hij is al verdwenen. Niet voor lang – de man blijkt duikt op verschillende plekken op, wordt een steeds groter onderdeel van Marina’s leven en wordt via een slinks spel als tuinman onderdeel van het gezin. De zonderlinge man, Camiel Borgman genaamd, speelt op een gewiekste, haast onoverkomelijke wijze man, vrouw, drie kinderen en de Deense au pair Stine (Sara Hjort Ditlevsen) tegen elkaar uit.

Van de wrange dialogen tot lugubere visuele grapjes, alle Van Warmerdam-elementen zijn aanwezig in Borgman. Toch is de film een unicum in het oeuvre van de filmmaker: de film is veel grimmiger dan zijn andere werk. In de film die het meest op Borgman lijkt, De Noorderlingen, doemen er ook vreemde krachten op uit het bos, maar waar deze de katalysator zijn voor ontluikende seksualiteit en het volwassen worden van een generatie, lijken Borgman en zijn ongrijpbare gevolg uit op de vernietiging van de ‘beschaafde’ wereld. Waar films als Abel en Ober sterk leunen op sociaal ongemakkelijke dialoog, wordt Borgman eerder gedreven door het beeld. Van Warmerdam weet de kijker constant te vervreemden door een goed getimede beeldchoreografie: als de toeschouwer eenmaal denkt controle te hebben over de scène, duiken plots weer elementen of personages op die de scène in een volledig ander licht plaatsen.

De deconstructie die van Warmerdam uitvoert heeft kenmerken van die van Lynch: onder de oppervlakte van het succesvolle gezin sluimeren agressie, kleinburgerlijk racisme, onuitgesproken frustraties en seksuele driften. Als een Engel des Doods laat Borgman het gezin ten onder gaan aan hun eigen onderbewuste barbaarsheid. De film lijkt in te spelen op de angsten van de gegoede burgerij voor het gepeupel, de angst om in hen de eigen irrationaliteit en onderbuikgevoelens te herkennen. In die dichotomie tussen natuur en cultuur, drift en ratio, toont de thematiek van Borgman overeenkomsten met het werk van Lars von Trier. Waar Von Trier echter grijpt naar barokke bombast, is van Warmerdam subtieler. Dit maakt de film zo spannend: de invloed van Borgman groeit zo geleidelijk en kalm, haast evolutionair, dat het bijna vanzelfsprekend wordt dat hij het gezin overwoekert. Hierin heeft de film, zoals opgemerkt in andere recensies, trekjes van het werk van Haneke – in het bijzonder Caché en Funny Games. Maar zo zwaar als Haneke wordt van Warmerdam nergens: zijn speelse regie, de kenmerkende onderkoelde humor en de sluimerende dreiging maken dat de film voortdurend weet te boeien en te verrassen.

De acteurs spelen op hoog niveau: van de kalme manipulatie van Bijvoet tot de onderhuidse woede van Perceval, de hoofdpersonages hebben een nare complexiteit waardoor ze niet uitnodigen tot identificatie. De bijpersonages (waaronder Alex van Warmerdam zelf en zijn vrouw Annet Malherbe) zijn afstandelijk, de kinderen kil en berekenend, het kindermeisje serviel met een onderliggend ressentiment. Het gebrek aan empathie maakt de film niet minder indringend: in die nare personen ziet de filmhuisbezoeker zichzelf weerspiegeld, een cultureel-economische elite die zo beschaafd en intelligent lijkt, maar zich niet kan afsluiten voor irrationele driften.