review
The Bag Man

Conclusie
The Bag Man had zo leuk kunnen zijn als het de vervreemdende sfeer van het begin had volgehouden, vol guitige en iets te flauwe knipogen naar pulpcinema. Naar verloop van tijd wil de film opeens tof worden en slaat vervolgens de plank mis middels matige plotwendingen en slecht uitgewerkte pogingen tot Tarantinoësk sadisme. Had Grovic het net anders aangepakt, dan had dit een absurd pareltje kunnen worden. Nu is het gewoon matige pulp.Een motel in een niemandsland, een prostituee met blauw haar en een Servo-Romaanse dwerg: heeft David Lynch eindelijk een nieuwe film gemaakt? Het heeft helaas niet zo mogen zijn, al probeert regisseur David Grovic in het begin van The Bag Man een dergelijke sfeer op te roepen. Voor een debuterende regisseur doet hij dat niet onaardig, maar al snel verlaat hij de ironische sfeer en zwakt de film af tot alle aanvankelijke charme is weggeëbd en er een muf en stuurloos thrillertje overblijft.
Het uitgangspunt van The Bag Man, naar het scenario Motel van James Russo, is eigenlijk geniaal in zijn eenvoud. De norsige crimineel Jack (John Cusack) moet een tas ophalen en in een motel wachten tot zijn opdrachtgever Dragna (Robert de Niro) deze komt ophalen. Hij mag onder geen beding in de tas kijken. Al wachtende komt hij tal van ongure personages tegen, waaronder een agressieve neger met een ooglapje (Sticky Fingaz), een verdachte dwerg (Martin Klebba) en de rolstoelgebonden moteleigenaar Ned (Crispin Glover). Alsof Jack nog niet genoeg aan zijn hoofd heeft, klopt Rivna (Rebecca da Costa), een dame van lichte zeden, bij hem aan en smeekt om bescherming tegen deze wrede buitenwereld. Het lijkt echter alsof zij meer weet over Dragna dan ze beweert.
Als je het plot zo doorneemt, lijkt The Bag Man geen onaardige film. Met het eerste half uur van de film is niets mis. In een sterk gestileerde setting – het is overduidelijk te zien dat de scènes in het motel en de bossen eromheen in een studio zijn opgenomen waar het maar nooit dag lijkt te worden – wordt een zelfbewuste neo-noirsfeer opgeroepen. Cusacks personage is, zoals gebruikelijk voor zijn rollen, eerder een slachtoffer van omstandigheden dan een gevaarlijke man. De dialogen zijn flauw, maar speels: doorspekt met retorische herhalingen en stoere praat. Als de film op dit spoor zou zijn doorgegaan zou The Bag Man zelfs uitgewerkt kunnen worden tot een knap staaltje absurdisme, een postmoderne variant op Wachten op Godot. Helaas, Grovic is behaagziek en wil zijn toeschouwers antwoorden geven, al weet hij niet waar hij deze moet halen. Dat resulteert erin dat de sfeer van het begin achterwege wordt gelaten en het verhaal van de ene in de andere plotwending buitelt. Steeds dienen zich weer nieuwe personages aan of komen de doden weer tot leven, tot de voorspelbare en te lange finale tussen Dragna en Jack. In de tussentijd wordt er met de nonchalance, maar niet de cool van Tarantino, nog wat op scheenbenen geslagen door malafide politieagenten. De toeschouwer vraagt zich af waar het verhaal nu weer heengaat, maar deze richtingloosheid is eerder vermoeiend dan interessant.