Doorgaan naar artikel
Recensie: Invasion Day
Rick Hoving
Rick Hoving
Profiel

Conclusie

Invasion Day teert vooral op grotere namen binnen het Aziatische invasie-genre, maar maakt zichzelf interessant door het klein te houden. Spanning en chaos leiden de film door de moeilijkere momenten wanneer acteurs en plot - soms behoorlijk - tekort schieten. Alleen al door de vraag "Wat zou ik eigenlijk zelf doen?" ontvouwt Invasion Day zich tot een superspannende thriller.

Invasion Day noemt zichzelf in de zelfde adem met titels als Olympus Has Fallen (2013) en White House Down (2013). Daarmee doet het zichzelf behoorlijk tekort. Oftewel, ik was blij verrast door Invasion Day. Invasion Day gaat misschien eveneens over een invasie afkomstig uit communistisch Azië (in dit geval China), maar is het intelligentere lowbudgetalternatief voor laatstgenoemde Hollywoodblockbusters met hun rakketak-machinegeweergevechten. Terwijl ex-NSA-analist Duke Evans (Ethan Flower) met zijn familie verblijft in grootvaders buitenhuisje wordt de Verenigde Staten aangevallen door middel van een cyberaanval afkomstig uit China: pinautomaten werken niet meer, in China geproduceerde mobieltjes helpen het signaal uit te zenden, de rest van de elektronica stopt ermee en vliegtuigen vallen uit de lucht. Het zelfde ouwe verhaal als altijd en Duke is natuurlijk de spil in alles door zijn kennis van cyberaanvallen. Alleen is hij in onvindbaar niemandsland en staat overleven zonder water, gas en licht voorop. Het grootste deel van de film is er zelfs geen één Chinese soldaat te zien. Daarmee lijkt Invasion Day een geslaagde combinatie te zijn van Red Dawn (1984) en huiskamerfilms zoals bijvoorbeeld The Man From Earth (2007).

De verpakking rondom Invasion Day is claustrofobisch, kritisch en spannend genoeg om weg te komen met wat inhoudelijke missers. De film snijdt alles aan waar Amerikanen bang voor zijn: China, het Internet, communisten en natuurlijk illegale immigranten. Laatstgenoemde krijgt gestalte in de vorm van Mexicaan Alonsoo Benavidez (Eloy Méndez), die overigens een van de betere rollen wegzet. Het is meer een psychologisch onderzoek naar de angstige volksaard van de Amerikaanse middenklasse dan een actiefilm. Het is misschien iets teveel eer voor wat Invasion Day daadwerkelijk is, maar het is een interessantere benadering van een invasie dan een exploderend Witte Huis. Het is jammer dat niet elke acteur dit persoonlijke drama even goed aanvult of geloofwaardig maakt. Het zijn vooral Åsa Wallander in de rol van Dukes vrouw Leslie en Dennis Delsing als sheriff Watson die belachelijk gespeeld overkomen; even daargelaten dat hun rollen ook wel erg eendimensionaal zijn. Waarom Watson binnen seconden van pro-Amerikaans naar blije onderdaan van de Volksrepubliek gaat mist elk mogelijke vorm van logica. Zijn hufterige persoonlijkheid bestempelde hem al als schurk zelfs toen hij nog vaderlandlievend was, misschien daarom. Maar ook de aangeleverde teksten zijn soms bedroevend clichématig. Zodra de aanval begint schreeuwt Duke “Everyone get inside! Now! (dramatische pauze, verdwaasde blikken) Everyone get inside now!”. Op zich zijn dat soort zinsnede ook wel weer zo uitgekauwd – en behoorlijk camp – dat het komisch is. Vooral als je je bedenkt dat ze naar binnen vluchten om te schuilen voor vallende vliegtuigen.

Die uitspraak staat niet op zichzelf. Het televisiesignaal (dat als enige wel prima doorkomt) met de tekst “The People’s Republic welcomes your allegiance” is ook zo’n treffend voorbeeld van de enorme hoeveelheid campgehalte. Het is mijn persoonlijke voorkeur voor kitscherige wansmaak die er juist voor zorgen dat ik dit soort uitspraken leuk vind. Het kan eigenlijk niet, maar voelt toch wel heel goed. Net zoals dat de verplichte gestelde elektronische polsbanden die mensen “deactiveren” (in werkelijkheid: vermoorden) wanneer ze de regels overtreden. Het is een heerlijk onrealistisch en overdreven beeld van China als machinaal imperium. In Amerika weten ze hoe het zit: de Chinese samenleving bestaat uit mensen als mechanisch onderdeeltjes en niet uit mensen als individuen. Die kitscherigheid zegt veel over het beeld dat Amerikanen van China hebben. Dat de televisie het überhaupt doet, of waar de polsbanden zo plots vandaan komen en hoe de polsband in godsnaam de naam van de drager weet én foutloos kan uitspreken zijn onoplosbare raadsels. De plotgaten zijn daarmee soms enorm. Het lijkt dan ook niet dat regisseur Jeffrey Travis een perfect kloppend verhaal wil neerzetten, maar zich meer richt op personageontwikkeling. Hoe sterk ben je nog als alles om je heen in elkaar stort en je geen informatie hebt over wat er precies gebeurt? Met beperkt budget en degelijk camerawerk volgt daar een kloppend antwoord op. Wie zich over de tekortkomingen heen tilt wordt beloond. Natuurlijk kan je ook gewoon naar Jamie Foxx kijken die wegloopt van een brandend Witte Huis. Maar wat heb je daar nou aan?