Doorgaan naar artikel
Frans Huxie – Moenia Equus
Pim van den Berg
Pim van den Berg
Profiel

Conclusie

Toch getuigt het dynamische Moenia Equus van talent en haast vervulde ambitie. Frans Huxie reikt tot de hemel, maar stort te pletter in een zee van vlammen en teleurstelling. De band had de redding van Nederlandse rock kunnen zijn; het album bevat een aantal echt goede nummers. Wat een zonde.

Laat ik eerlijk zijn: een paar jaar geleden speelde ik basgitaar in deze band. De saxofonist ging op solotoer in Japan, dus verschoof de toenmalige bassist (redactielid Daniël Steneker) naar de synthesizer en nam ik diens plaats in. Op geen enkele manier heb ik invloed gehad op het schrijfproces van deze acht nummers, al heb ik er wel een paar op het podium gespeeld. Neem het me niet kwalijk.

Het heeft zo’n zeven jaar geduurd voordat Frans Huxie met een opvolger van debuut Caprice de la Déesse aan kwam zetten. In de tussentijd werden ze in bekendheid en gematigd succes voorbijgestreefd door andere Dordtse bands als Scotch, een band die het als vanzelfsprekend acht dat iemand geld neer zou tellen voor zo’n halfbakken deuntje als ‘Russische Beer’ (maar het blijft wel hangen). Frans Huxie is zelfs op z’n dieptepunt op zijn minst ‘interessanter’ dan gelijksoortige bands die punk in de breedste zin met kitsch combineren. Ze sneden zichzelf in de vingers door hun tanden stuk te bijten op een onnodig concept als de zeven hoofdzonden. Zelfs met het centrale thema van Moenia Equus mist de band vaak richting en dat de doemdenkerij nooit overtuigend klinkt, wil ook niet helpen.

Zeven van de acht nummers behandelen ieder de hoofdzonde waarnaar ze vernoemd zijn: ‘Avaritia’ voor hebzucht, ‘Gula’ voor vraatzucht, enzovoorts. Het is onheilsprofetie met een knipoog. In ‘Luxuria’ wordt wellust teruggebracht tot een je-moedergrap en verwijten van pedofilie. ‘Superbia’ is een karakterschets van een Koning Hans die zijn ziel verkoopt voor onsterfelijkheid. De muziek is veelal grappig bedoeld, maar is dat te weinig. Wanneer de band zichzelf aanspreekt, of bij de belachelijke typetjes in het laatste nummer die prima zouden passen in de manischere momenten van Disney’s Aladdin, kan er wel gegrinnikt worden, maar daar blijft het bij. Erger nog: de Latijnse titels en ambitieuze composities (hekkensluiter ‘Ita Peccatium’ is een 16 minuten durend ‘epos’) verraden een band die zichzelf in zijn grap te serieus neemt. Zelden is de speelsheid van hun veel te vroege hoogtepunt ‘Kabouters‘ te bekennen. Omdat de preken onoprecht, zelfs ironisch klinken, maar de muziek juist te ernstig, rest de vraag welk nut van het concept overblijft. Het enige antwoord lijkt dat Moenia Equus pure, onverzadigde camp is. Of dat iets voor de muziek doet, laat ik in het midden.

Wat Moenia Equus wel heeft is een verbazingwekkende veelzijdigheid van klanken. Frans Huxie heeft alle middelen voorhanden aangewend. Elk nummer heeft een eigen geluid en een eigen karakter. De verschillende instrumenten dringen zich nooit op, met uitzondering van de soms wat matige gitaarsolo’s en de saxofoon, al is deze minder dominant dan voorheen. ‘Invidia’ vindt een climax in de al legendarische kreet van Carice van Houten “Houdt het dan nooit op??!”. ‘Ita Peccatium’ bevat zowel een groot orkest als een house-segment en ernstige metal . In het bijzonder fijne ‘Acedia’ zit een jammerlijke solo die goed gecomponeerd is, maar de ambitie wordt onderuit gehaald door een pijnlijke uitvoering en een te prominent geluid. De instrumentale beheersing van de band schiet meer dan eens tekort, en Bosses beperkte stembereik en teksten laten ook wel eens te wensen over, al haalt hij er uit wat er uit te halen valt. De productie is vaak netjes, maar teveel opgepoetst voor de herrie die uitgevoerd wordt. En die verrekte punk-akkoorden, daarmee maak je geen grootse muziek.