Doorgaan naar artikel
Recensie: Ender’s Game
Rick Hoving
Rick Hoving
Profiel

Conclusie

Ender's Game blijft een beetje de frisdrankversie van Starship Troopers (Verhoeven, 1997). Of Hood dat zo gewild heeft is niet geheel duidelijk. De film mist daardoor focus en komt niet goed genoeg tot zijn recht als moreel dilemma over vergelding noch als sci-fi voor kids, maar faalt ook weer niet zo erg om nou popcorn naar het scherm te gooien.

Ender’s Game, een boek door Orson Scott Card in 1985, werd door de schrijver zelf omschreven als ‘niet te verfilmen’. Het is Gavin Hood aardig gelukt. Ender’s Game zit vol actie, maar ook vol beroering over de prijs van overleven en vergelding. Tenminste, als je van een bepaalde leeftijd bent.

Card, die zichzelf al een keer aan een script waagde, zag als zijn grootste obstakel “om de film ook begrijpbaar te maken voor mensen die het boek niet hebben gelezen”. Het overgrote en interessante deel van het boek speelt zich af in de gedachtes van zijn hoofdpersonages. De film zal niet bij militaire organisaties de lijstjes toppen als aanrader wegens strategisch vernuft, zoals het boek dat wel doet, maar van de onmogelijkheid tot verfilmen is weinig te merken. In Ender’s Game is de aarde in de toekomst meerdere malen aangevallen door het buitenaardse insectenras de Formics. Een derde aanval staat op het punt te gebeuren. Ter voorbereiding hiervan worden jonge kinderen opgeleid om weerstand te beiden tegen deze dreiging. Dit doen ze aan de hand van allerlei verschillende (computer)spellen. Ender Wiggin (Asa Butterfield) is één van de kinderen die door Hyrum Graff (Harrison Ford) geselecteerd is voor het commandoprogramma. Ender ontpopt zich aldaar als een ware Sun Tzu. Appeltje eitje, ware het niet dat Ender zo zijn vraagtekens zet bij de methodes en opdrachten van de krijgsschool.

Het verhaal op zichzelf is niet bijster interessant: een jonge protegé wordt opgeleid om de held van zijn generatie te worden. Soms voelt de plot als een beperking waar doorheen gerost moet worden; alleen wordt het niet duidelijk waarom er zo’n vaart inzit. Ender lijkt zich binnen uren van elkaar rang naar rang omhoog te werken. De film ademt ondanks de haast wel op elk moment de leefwereld in al zijn details uit. Het is te merken dat er veel extra verhaal ten grond slag ligt aan de gebeurtenissen, personages en locaties. Juist dit maakt Ender’s Game boeiend. Daar wordt alleen veel te weinig mee gedaan. De film wordt een onevenwichtig geheel, waarbij we wél af en toe achter de coulissen mogen kijken maar de gordijnen steeds te snel dichtgaan. De oorlogspelletjes zijn leuk, echter zijn de ethische vraagstukken die af en toe worden opgeworpen spannender. Want is het inderdaad niet zo dat kindsoldaten werven geldt als een oorlogsmisdaad? En wat te doen als ze getraumatiseerd terugkeren? Of boeit dat eigenlijk allemaal niet als het lot van de wereld ervan afhangt? Vragen zijn er genoeg, antwoorden zelden.

Die slechte uitwerking neigt voor een gedeelte naar schijndiepte. Dat tezamen met de kindacteurs, voorkeur voor special effects boven dialoog en (computer)spelletjes doet lijken of Ender’s Game zich voornamelijk op een jonger publiek richt. Het zijn vooral de gevechten die de spagaat laten zien waarin deze film zicht begeeft: lasers vliegen alle kanten op, gevechten zijn groot en episch, maar gewonden of doden zijn nooit expliciet in beeld. Dat terwijl de personages de oorlog constant als een allesverslindende, onmenselijk ramp benaderen. Zo zijn er nog tal van andere voorbeelden. Sergeant Dap (Nonso Anozie, Game of Thrones), de keiharde drilmeester, zou ook kunnen doorgaan voor jolige Zumba-instructeur. Het samenspel tussen de kinderen is vrolijk: eerder boefjes dan geharde drone-piloten. De jonge Butterfield acteert overigens aardig in zijn eerste hoofdrol, maar ook wat afstandelijk. Ford doet weinig verkeerd. De personages hebben echter te weinig emotionele lading om een volwassen publiek te bekoren; de zwaarte van de setting zal daarentegen misschien jongere kijkertjes boven het hoofd gaan.