Doorgaan naar artikel
Recensie: The Quiet Ones
Daniël Steneker
Daniël Steneker
Profiel

Conclusie

Hoewel niet zo burlesk als de échte Hammerhorrorfilms uit de jaren zeventig, is The Quiet Ones toch een aangename afwisseling met de hedendaagse horror die is gesitueerd in de buitenwijkhuizen van onschuldige burgers in het hier en nu. De combinatie van oude en nieuwe horrorconventies werkt best aardig en de stijlkeuze werkt bij aan de spanning. De cultstatus van de klassieke Hammers zulllen de films uit de hernieuwde horrorfabriek van John de Mol voorlopig nog niet bereiken, daarvoor zullen de makers met iets anders dan CGI moeten komen. Meer monnikengezang bijvoorbeeld, dat vind ik namelijk wel cool.

Het spookhuisconcept in combinatie met vermeende found-footagebeelden leek inmiddels toch al enige tijd uitgemolken, maar John Pogue weet er nogthans een frisse draai aan te geven door het te situeren in de jaren zeventig, inclusief krakkemikkige super 8-beelden op 4:3-formaat en subtiele knipogen naar het verleden van Hammer Studios. Maar jongens, kap nou verdorie eens met die CGI!

Het Britse productiehuis Hammer Film Productions, opgericht in 1935, stond van de jaren vijftig tot en met medio jaren zeventig garant voor barokke B-horror, niet zelden met latent erotische ondertonen, zoals The Brides of Dracula (1960), Prehistoric Women (1969) en Lust for a Vampire (1971). In de tweede helft van de jaren zeventig raakte de gothic horror van de studio uit de mode door de opkomst van Amerikaanse slashers zoals The Texas Chainsaw Massacre (1974) en Halloween (1978). Hoewel de studio nooit officieel is opgeheven, stierf deze met ingang van de jaren tachtig een stille dood. Maar dood is in de horrorwereld natuurlijk nooit echt dood en onze eigen Prins der Duisternis John de Mol kocht het legendarische Hammer in 2007 op. Naast de rechten op meer dan 300 Hammerfilms zint hij al enige jaren op een revival. De nieuwste Hammercreatie, The Quiet Ones, combineert met wisselend succes conventies van hedendaagse horror met hints naar het verleden van het roemruchte productiebedrijf.

Oxford is met zijn laatgotische architectuur een prachtige locatie om een Hammerhorrorfilm te beginnen. Hier geeft professor Joseph Coupland (Jared Harris) in de vroege jaren zeventig college over hoe trauma’s en negatieve ervaringen zich kunnen manifesteren in negatieve energie. Telekinese en klopgeesterij, zaken die in het verleden toegewezen werd aan bovennatuurlijke krachten, zijn dus niets anders dan opgekropte emoties die een externe uitlaatklep krijgen. Om dit te bewijzen sluit hij zich met het zwaar depressieve en naar verluidt bezeten meisje Jane (Olivia Cooke) en de studenten Brian (Sam Claflin), Kristina (Erin Richards) en Harry (Rory Fleck-Byrne) op in een leegstaand huis. Brian filmt alle sessies, die als bewijs voor de hypothese van de professor moeten dienen. Ondanks de zelfverminking en het haren uit een poppenhoofdje trekken vindt hij Jane stiekem een best charmant meisje. Tegelijkertijd is er een driehoeksverhouding tussen de hippe Harry, de aandachtsgeile Kristina en de professor, die zelf ook enige geheimen lijkt te verbergen. Binnen dit vrolijke vijftal begint de negatieve energie de overhand te krijgen.

Eerder dit jaar combineerde Devil’s Due found-footagehorror op een nogal erbarmelijke manier met occultisme. Hoewel dit verhaal niet sprankelt van de originaliteit, is het door stijl en complexiteit al een stuk prettiger om naar te kijken. De suggestie van super 8-film is een handige bijkomstigheid, want veel schrikmomenten zitten alleen al in het schokkerige beeld of de klap in de handen bij een scèneaanduiding. Niet alleen wat betreft decor hint The Quiet Ones naar de Hammerhorror: de elektrodentafels om de negatieve energie uit Jane te krijgen maken van de professor een retro-moderne Frankenstein. De glamrock die Harry luistert (waaronder T. Rex’ Telegram Sam, later gecoverd door Bauhaus, de oervaders van de gothrock) lijkt te verwijzen naar The Rocky Horror Picture Show, de horrorhommage/-parodie die op het graf van de Hammerstudio’s werd opgenomen. Tussen al deze vrolijke griezelnostalgie kan regisseur John Pogue het helaas toch niet laten om oerlelijke CGI in te voegen. De antiperistaltische bewegingen van Jane (“teleplasma”, aldus Coupland) staan in schril contrast met de retrofilter die de rest van de film oud moet maken en de computergeanimeerde demoon die tegen het einde van de film naar het publiek schiet kennen we inmiddels ook wel. Het zijn onnodige smetten op een niet onaardig retrohorrorfilmpje.