Doorgaan naar artikel
Column: Korte zinnen zijn de nieuwe uitroeptekens
Pim van den Berg
Pim van den Berg
Profiel

Het gebruik van korte zinnetjes in geschreven taal komt vaker voor, maar doen net als uitroeptekens geen dienst aan de inhoud van een stuk. En toch worden ze gebruikt. Jammer.

Er zijn weinig redacteuren in dienst die moedwillig een uitroepteken in een artikel laten staan, zelfs op de meest karige website. De consensus over deze enthousiaste leestekens is dat, hoewel ze extra kracht aan een boodschap zou moeten bijzetten, precies het tegenovergestelde het geval is. Uitroeptekens zijn een teken van wanhoop, met de impliciete boodschap dat de auteur niet geheel overtuigd is van zijn of haar zaak. De inhoud zou voor zich moeten spreken, het uitroepteken probeert enkel de presentatie aan te dikken. Men lijkt het hier over eens te zijn, want in vrijwel alle niet-persoonlijke, zakelijkere teksten blijven ze achterwege, met uitzondering van Leen Bakker.

Legio columnisten, mediajournalisten en overige bloggers voelden zich binnen deze ongeschreven regelgeving ontwapend en machteloos. Het alternatief ontaardt zich steeds meer: korte, ongrammaticale zinnen die aan de inhoud niets toevoegen, maar alleen de sentimentaliteit van de boodschap vergroten. Ze lijken op de traditionele ellips, een korte zin die vaak voorkomt als bijvoorbeeld een kort antwoord op een vraag, met als verschil dat de nieuwe variant werkelijk overal ingezet kan worden, wanneer een argument een overbodige of zelfs betuttelende nadruk behoeft. Overal. Van columns op de voorpagina’s van de meest prestigieuze kranten tot promotieteksten van festivals. Overal.

Slayer. Gewoon spelen.

Voorbeeld: op de Lowlandsvrijdag dit jaar speelde Slayer als hoofdact. Slayer is een gerespecteerde metalband met een uitgestrekt repertoire, maar daar houdt mijn kennis over deze in metal vanzelfsprekende band mee op. Dit gold ook voor de betaalde journalisten van 3voor12 en de Volkskrant, die ondanks een ogenschijnlijk gebrek aan inhoudelijk verstand van de metalband, een verslag moesten schrijven van dit noemenswaardige optreden. Atze de Vrieze van 3voor12 schrijft onder andere: “Wat gaan we hier zien? Een band in verval? Of het onverwoestbare Slayer?”, alsof hij zich bewust is van de situatie van deze metalmastodont na het lezen van een Wikipediapagina. Even later schrijft hij: “Geen speech, geen Woorden Van Vriendschap of een applausmoment. Gewoon spelen.” en even later “Spelen.”, alsof dit het plechtige mantra is van een heilige bijeenkomst. Ook Robert van Gijssel kondigt zijn eveneens nietszeggende recensie aan met de woorden: “Slayer dus. Hel en verdoemenis. Op Lowlands.”

Het is Atze de Vrieze niet echt kwalijk te nemen. Mogelijk heeft hij nog nooit een album van de band geluisterd en was hij enigszins aangeschoten aan het eind van een lange dag Lowlands; ik heb evenmin naar Slayer geluisterd en zou dat ook zijn. Maar de strekking van zijn artikel maakt duidelijk, evenals de onthutste Slayerfans die onder het artikel fouten aanwezen, dat De Vrieze leunt op bevlogen taalgebruik om te verbloemen dat hij geen enkel idee heeft waarom een optreden van deze band zo’n gebeurtenis is. Tegelijk tracht hij precies door het sentimentele taalgebruik aan te tonen dát het zo’n noemenswaardig optreden is. Hij zet zichzelf in een onmogelijke spagaat, omdat hij kundig en betrokken over wilde komen.

If you catch my drift

Evenals uitroeptekens en Engelse citaten en slagzinnen, zijn de korte zinnen de geïmpliceerde symptomen van een auteur die niet volledig achter een artikel staat, alsof de inhoud op zich niet voldoende is en aangedikt moet worden met sentimenteel taalgebruik. Zo’n stijlvorm doet niets voor de inhoud, het verraadt alleen hoe subjectief en persoonlijk je ‘rationele’ waardeoordeel is. Zijn we zo makkelijk te manipuleren, dat schrijvers het idee hebben dat zo’n overdadige nadruk werkt? Niet alleen dat, maar door dit sentimentalisme wordt ook getracht om het medium (in bovenstaande gevallen live-muziek) te valideren, en daarmee het bestaansrecht van de auteur zelf. Door de belevenis met gekleurd taalgebruik op te hemelen, wordt er op ongefundeerde wijze benadrukt dat het de moeite waard is, en in het verlengde daarvan ook het werk van de journalist/recensent/blogger/criticus. “Dit is fantastisch, daarom schrijf ik erover en moeten jullie het lezen!” Toch worden de zinnetjes niet geschrapt: integendeel, ze nemen alsmaar toe in populariteit.

Critici krijgen al weinig liefde, maar als de ontvangst van het harde werk van een muzikant, of wat voor artiest dan ook, valt of staat bij een bevlogen mythe die de criticus in stand wil houden, dan zijn werkelijk alle pretenties van enige objectieve, autoritaire beschouwingen van critici helemaal geen cent meer waard. Wil de auteur met een recensie informeren, of alleen de belevingswereld van de lezer en zichzelf bevestigen? Juist. En zo werkt het. Geloof me.